Altijd gehaast en meestal te laat komt hij binnen. “Wat zie je er goed uit!”, is steevast zijn eerste zin. Ik moet hem eraan herinneren dat hij z'n jas uit doet en dan stommelt hij naar boven, naar het atelier.

In opperste verwarring begroet hij de dames die al aan de koffie of thee zitten en die in een diep gesprek verwikkeld zijn over de kinderen of het mooie weer. Als ik vraag wat hij drinken wil, herhaalt hij de vraag en zegt dan: “Thee ja, ja, dat zou ik graag willen”. Ik schenk hem een kopje warm water in en geef hem de doos met verschillende theesoorten. Hij kiest er een uit, elke week een andere, opent het zakje en hangt het in het hete water. Ik geef hem een glazen schaaltje. Eigenlijk weet hij niet wat hij hiermee moet, hij zet z'n beker er maar op. Als hij het theezakje uit zijn mok haalt, zet hij het zakje op de oorspronkelijke verpakking en kijkt in verwondering om zich heen. Ewoud is binnen!

Ewoud heeft een warrige haardos, hier en daar wat grijze strepen, is een tikje gezet. Hij heeft een spijkerbroek aan waarbij je je afvraagt wanneer die het laatst gewassen is, een poloshirt en een overhemd over elkaar. De knoopjes van het hemd zijn in een wonderlijke volgorde verstrikt geraakt in de knoopgaatjes van het poloshirt.

 

 

Hoe is het?” vraag ik. “Goed hoor!” Het is altijd goed met Ewoud. “Hoe is het met je moeder?”

Ook goed. We zijn vorige week samen op vakantie geweest. We hebben een hotelletje genomen in Drenthe.“

Wat leuk.”, antwoord ik, en meen het oprecht. Zijn moeder is 83. Moeder en zoon zijn aan elkaar verknocht. Ewoud doet veel voor zijn moeder. Over z'n vader hoor je hem nooit. Ik geloof dat ie dood is. “Zijn jullie er nog op uit geweest? “

Ik heb haar laten rijden in mijn auto. Had ze al 10 jaar niet meer gedaan. Het ging fantastisch!”

Was je niet bang?”

Helemaal niet. Ik ben leraar geweest! Zij doet het en ik ben niet bang.”

Manon, jij moet ook weer gaan rijden. Ik weet dat je het kan en ik wil het best samen met je doen.”

Ewoud ik wil niet rijden. Ik ben een heel slechte chauffeur. Ik heb niet meer gereden sinds ik mijn rijbewijs gehaald heb op mijn 19e. Nu ben ik middelbaar! Ik was toen al een gevaar op de weg en ben dat nog steeds.”

 

Ondertussen staan de dames op. Ze vertrekken naar hun ezel en gaan aan de slag. Dit is de chaotische fase. Ik word verscheurd, wil weten waar de dames mee aan de slag gaan en ze op gang helpen. Daarnaast ben ik in gesprek met Ewoud.

Ik besluit Ewoud meteen op gang te helpen. Het liefst blijft hij nog even zitten om gezellig verder te kletsen. Maar ik pak kordaat zijn werk op en dirigeer hem naar een ezel.

Hij heeft ondertussen de voorraadpot met kwasten ingepikt en gooit er wat water bij. Deze pot met kwasten is voor de hele groep. Iedereen kan er zoveel kwasten uit halen als nodig is. De dames zeggen er niets van. Ze redden zich wel. Toch geef ik hem een nieuwe pot met water en een stuk of 5 kwasten. Hij heeft het niet in de gaten.

Een mooi moment om mijn aandacht op de dames te richten. Het leuke is dat ze allemaal iets anders aan het doen zijn. De één tekent, de ander schildert, meestal realistische onderwerpen maar soms ook abstract. Ik vind het echt geweldig dat ze die ruimte nemen én het gevoel hebben dat ik ze met alles kan helpen. Per persoon verschilt het niveau. Voor elke cursist geldt dat ze vol overgave bezig is! Ik had nooit gedacht dat ik dat voor elkaar zou kunnen krijgen. Maar het lukt! En daar ben ik heel blij om. Mij hebben ze zó laten zwemmen tijdens mijn opleiding. Ik wil mijn cursisten dat niet aandoen!

Na mijn rondje kom ik weer aan bij Ewoud. Hij heeft verf gepakt en is er lekker aan het schilderen. Er zit verf aan zijn manchetten. “Ewoud, wil je niet liever een schort aan? Het is zo zonde van je kleren als je er verf op knoeit? “ “Oh ja, dat is waar ook..... een schort......”. Ik pak het schort, doe hem over zijn hoofd en leg de knoop op z'n rug.

Ondertussen praten we over zijn schilderij. “Als je meer op je penseelrichting let, wordt je werk dynamischer” en “Kijk eens naar je achtergrond, probeer er meer eenheid in te krijgen, maak het rustiger. Het spanningsveld tussen rust en onrust, dat is belangrijk.”

 

Jij bent zo verschrikkelijk goed!” zegt hij “Aan jouw aanwijzingen heb ik echt wat! Ik ben leraar geweest, ik weet het. Jij helpt me echt! Hier leer ik zo veel, jij bent zo goed met kleuren. En Paul, mijn vriend, ik zal hem jouw werk ook eens laten zien. Ik denk dat hij dat ook prachtig vindt. Hij koopt ook kunst moet je weten.” Voordat ik het weet ben ik weer helemaal verstrikt in een gesprek. Ewoud praat ook zo graag. Ondertussen denk ik; “Oh jee, mijn andere cursisten! Die hebben ook aandacht nodig, die wil ik ook graag tevreden houden”.

Opeens, midden in zijn verhaal zeg ik: “Zo, en nu jij weer aan de slag. Ik ga even naar Annet.” En weg ben ik, weer een rondje andere cursisten. Dit ritueel herhaalt zich telkens in een iets andere vorm.

 

Om half 10 zegt Ewoud ineens: “Nou ik ben wel klaar voor vandaag. Ik heb ook zo'n lange dag gehad.” En dat is zo. Hij komt uit Den Haag, gaat naar zijn werk in IJmuiden, gaat dan naar de snackbar en komt daarna naar mijn Atelier.

Opruimen is een ramp voor hem. Vooral omdat hij ondertussen honderduit praat, nog even aan tafel gaat zitten, zijn koude thee ontdekt en meedeelt dat koude thee ook best lekker is. Het water uit de waterpot met kwasten weggooit, vervolgens de kwasten niet schoon maakt en z'n schort vergeet af te doen, ik moet hem er aan herinneren. Intussen is hij steeds aan het woord over van alles en nog wat. Als ik om 5 voor 10 roep dat de les bijna om is en de dames vraag langzaamaan er een punt achter te zetten is Ewoud klaar voor vertrek. Ik ga met hem mee naar beneden, zorg dat hij z'n jas niet vergeet en wens hem een goede reis. Hij loopt naar links op zoek naar z'n auto.

 

Vijf minuten later zijn de dames ook klaar voor vertrek. Als ik de voordeur open doe loopt Ewoud langs. Zijn auto stond toch ergens anders.

 

Afbeelding: Dagboekportret 116 van 6-dec-2018